Financiën structureel onder controle
De wijze waarop gemeentebesturen hun financiën moeten beheren en rapporteren, is de afgelopen jaren fel gewijzigd. In 2013 moesten de gemeentebesturen voor het eerst een meerjarenplan opmaken, en dit voor de periode 2014-2019. Daarin worden zowel dagdagelijkse kosten van de reguliere werking van de gemeente opgenomen als de investeringen. Zo was er bijvoorbeeld de heraanleg van de Oudenaardseweg (zie artikel 8 miljoen euro geïnvesteerd). Om ervoor te zorgen dat gemeenten geen financiële kater creëren, legt de Vlaamse Regering drie voorwaarden op waaraan dat meerjarenplan moet voldoen:
- Het kasresultaat op jaarbasis: eenvoudig gesteld moet er ieder jaar een positief saldo zijn op de rekening.
- De autofinancieringsmarge (vanaf 2014): deze bepaalt of de gemeente in staat is om met het jaarlijkse overschot uit de dagdagelijkse werking in staat is om haar lopende leningen af te betalen. Deze marge moet groter zijn dan nul: hoe hoger, hoe beter!
- Het meerjarenplan moet minstens over de komende 2 jaar lopen. Daar waar het initiële meerjarenplan tot 2019 liep, moest vanaf 1 januari 2018 dus ook de prognose voor 2020 worden opgenomen.
Daarnaast is het ook interessant om volgende twee zaken te bekijken:
- evolutie van de belastingvoeten: personenbelasting, onroerende voorheffing
- de evolutie van de leninglast: de zogenaamde “schuld per inwoner”
In onderstaande tabel zie je een overzicht van de evolutie van de gemeentelijke financiën, waarbij de cijfers voor 2020 een prognose zijn op basis van ongewijzigde belastingvoeten. Lees zeker de toelichting onder de tabel.
31/12/2012 | 31/12/2014 | 31/12/2017 | 31/12/2020 | |
Kasresultaat | – | 2 159 249 | 2 268 022 | 913 339 |
Autofinancieringsmarge (€) | – | 461 204 | 954 859 | 889 851 |
Aanvullende personenbelasting (%) | 6,5 | 7,7 | 7,7 | 7,7 |
Opcentiemen op de onroerende voorheffing | 1400 | 1400 | 882 (zie 4) | 882 (zie 4) |
Schuld per inwoner (€) | 1.095 | 1.148 | 1.234 | 1.114 |
- Het kasresultaat voor 2014 en 2017 is uiteraard definitief, maar voor 2020 is dit een boekhoudkundige prognose. De voorbije jaren wezen uit dat de uiteindelijke rekening telkens positiever is dan de prognose, omdat er “zoals een goede huisvader” elk jaar wat marge wordt genomen. Je kan bovendien nooit 100% van de geplande investeringen uitvoeren. Soms moeten deze (deels) doorgeschoven worden naar het volgende jaar. Wetende dat ook de cijfers voor 2018 en 2019 prognoses zijn, zal het kasresultaat in 2020 normaal dus hoger liggen dan de boekhoudkundige prognose in de tabel.
- De autofinancieringsmarge, die pas vanaf 2014 voor het eerst berekend werd, stijgt aanzienlijk richting 2020. Dit wil zeggen dat onze gemeente structureel zeer gezond is om met de inkomsten uit de reguliere werking de lopende leningen af te betalen. Dit heeft te maken met de verhoogde inkomsten uit belastingen, maar even goed op het binnen de perken houden van de reguliere uitgaven.
- In onze vorige bestuursperiode 2006-2012 bedroeg de aanslagvoet voor de aanvullende personenbelasting in Wortegem-Petegem 6,5%. Dit was een stuk lager dan de gemiddelde aanslagvoet van 7,5% in de cluster van landelijke agrarische gemeenten. In 2013 beslisten we bewust om de personenbelasting te verhogen naar 7,7%, met als enig doel deze extra opbrengst opnieuw in een heel aantal projecten voor Wortegem-Petegem te investeren.
- De aanslagvoet voor de opcentiemen op de onroerende voorheffing bedraagt sinds het begin van onze vorige bestuursperiode 1400 opcentiemen, conform het Vlaams gemiddelde. Vanaf 2018 is dit 882 opcentiemen, maar dit heeft louter te maken met een technische aanpassing ten gevolge van de afslanking van de provincies. In de praktijk blijft dit voor de inwoners hetzelfde bedrag.
- De schuld per inwoner was bij de start van deze legislatuur 1.095 euro per inwoner. Tijdens deze legislatuur werd een lening aangegaan voor een totaalbedrag van 2,7 miljoen euro, hoofdzakelijk ter financiering van de geplande investeringen. De prognose voor 2020 is een uitstaande schuld van 1.114 euro per inwoner, en die daalt verder met de jaren zolang er geen bijkomende leningen dienen opgenomen te worden.
Conclusie: de gemeentelijke financiën zijn structureel gezond!